julia

julia
when henk steenhuis was doing the piece on me for trouw we spoke on the phone for an hour and then he asked me to write the story of julia so he could use it as a starting point. since my dutch was, and is, rusty to say the least, it was not easy, but when i came across it the other day, i thought it was not half bad.
Julia was een paar jaar jonger dan ik maar ze zou de 50 niet halen. Ze was ongeneeslijk ziek met longkanker en ik was haar geestelijk verzorger in het oncologisch ziekenhuis waar ik een paar maanden daarvoor was begonnen aan een opleiding.
Toen ze me voor het eerst ontmoette vroeg ze meeteen van welke kerk ik was. 
Geen één, zei ik, ik ben atheist!
God zij dank, zei ze, met een halve glimlach.

Eigenlijk ben ik een postatheist want ik vind god, en het idee dat we het nog steeds moeten hebben over zijn (of haar) wel of niet bestaan niet relevant meer, maar van die term hebben de meeste mensen nog geen kaas gegeten dus ik zeg het liever niet als ik iemand niet ken. Maar, ondanks het feit dat meer dan de helft van de Nederlandse bevolking niet meer in god gelooft zijn de meeste van ons wel zo opgevoed dus vaak zijn mensen er nog mee bezig — net zoals een kinderen het heel bijzonder vinden als ze net door hebben dat Sinterklaas niet bestaat.

Niemand begrijpt me hier, zei Julia zuchtend.
— Wat wil je dan dat ze begrijpen?
Dat ik dood aan het gaan ben en dat ik dat op de een of ander manier aan mijn dochter van 12 uit moet leggen.
— En heb je dat geprobeerd?
Niet echt. Ze weet natuurlijk wel dat ik ernstig ziek ben want ik lig hier, maar ze denkt dat ik weer beter wordt.
—Heb je haar gezegd dat het ook mogelijk is dat je niet beter zal worden?
Nog niet.

‘Doodgaan is helemaal niet zo ingewikkeld, het is vooral kut voor de nabestaanden’, zei de wijlen filosoof des vaderlands René Gude eens, en hij had gelijk. Maar over doodgaan met die nabestaanden praten en afscheid van hen nemen als je weet dat je dood zal gaan wel. En het wordt vaak niet goed gedaan, of helemaal niet, vooral met kinderen. Het is gewoon te moeilijk. Je kan ook net doen alsof je neus bloedt.

Julia ging snel achteruit gegaan in de laatste weken.
Op een dag zei ze, Margriet vraagt nooit meer hoe het met me gaat.
— Wil ze het wel weten!? Ze kan zelf ook wel zien dat het niet goed gaat. 
'T is net of ze kwaad op me is! 
Julia begint te huilen.
—Misschien is ze boos op je omdat je dood gaat. En haar achter laat. 
Ik leg mijn hand op haar dunne arm.
— Als je er niet over kan praten met haar, zou je een brief kunnen schrijven die ze pas mag openmaken en kan lezen als ze bijvoorbeeld achttien is?
Ze pulkt een piepklein zakdoekje uit de mouw van haar vest.
Dat is een goed idee!
— Daarin kun je tegen haar praten als een volwassene. Dan kun je tegen haar zeggen, ik wou niet dood! Dat ik dood ging was niet mijn keus. Ik vond het heel erg om je achter te laten … of zoiets.
Ze kijkt me met grote ogen dankbaar aan. Het idee dat ze iets aan haar toekomstige dochter kon zeggen, iets dat ze nu niet in staat zou zijn om te begrijpen, was niet in haar opgekomen.

Ik ben drie maanden bijna iedere dag bij Julia geweest om met haar te praten over het leven en doodgaan maar ook over veel andere dingen. Haar moeilijke relatie met haar eigen moeder. Hoe het mogelijk was dat Tom, haar man, zoveel van haar hield? En ook kunst en film. Himmel über Berlin van Wim Wenders, dat was haar favoriet.
En toen was ze dood. 

Zou ze nu ook zo'n seculiere engel zijn?
De brief heeft ze geschreven. En nu is Magriet achttien. Ik vraag me af of ze het nu begrijpt. En ik hoop dat ze het haar moeder vergeven kan dat ze dood is gegaan toen ze twaalf was.

The piece in Trouw is there and here is a PDF. 
Later they also did a podcast with me.